Ooggetuigenverslag
Door G. van den Veur, oud-secretaris der Stad. Tekst bijgewerkt en aangevuld door Oud Middelburg
Aan het onvergetelijke Middelburg...Uw torens wankelden, uw muren vielen
10 mei Manifesteerde in Oost-Nederland de inval zich op de begane grond, in Zeeland, dat reeds vele malen bombardeurs en jagers in niet onbelangrijke getale in de lucht had gezien, kwamen op deze stralende voorjaarsmorgen, in dichte formaties, de gewelddadige machines opzetten. Onze trouwe gedienstige ontdekte het eerst, dat dit daverende lawaai niet meer gewoon was en iets bijzonders aan de hand moest zijn. Half gekleed zag zij uit het zolderraam rond kwart voor 5 de zwermen aanrukken. Op straat was het ongewoon druk en groepte men bijeen. Zelf kon ik nog niet geloven, dat de kort tevoren door Duitsland plechtig beloofde neutraliteit was aangetast, en ik dacht aan een oefening in groter verband. Tot een klein uur later de bode van de gemeente-ontvanger, officieel kwam zeggen, dat het gezwerm oorlog betekende en ik met ongeduld op het Stadhuis verwacht werd. Vijf minuten later was ik per fiets onderweg, en, nog verbijsterd door het gebeurde, vond ik de Burgemeester en het gros der ambtenaren reeds op hun post aanwezig, terwijl buiten geruchten van mond tot mond gingen. Met alle hens aan dek, werd dadelijk begonnen om de gehele secretarie-administratie, voor zover op de 1ste verdieping aanwezig, naar gelijkvloers, in de gewone trouwkamer, over te brengen, terwijl de Burgemeester zich in de Vierschaar, de Secretaris zich in de leeskamer installeerde. Het ontvangerskantoor vond beneden een plaats in de zgn. Stenenkamer".
17 mei Een dag, die met koolzwart krijt blijvend zal worden opgetekend in de annalen van Nederland, van Zeeland, van Walcheren en van Middelburg. De stad is ongeveer uitgestorven. Vele branden worden gemeld in de Lange Delft t.w.: de school op de hoek St.Janstraat, in de Lombardstraat, de Lange Burg, op de Wal, de Franse Kerk in de St.Pieterstraat, een winkel in de Nieuwstraat, Hotel Verseput in de Lange Delft, en de winkel van Vroom & Dreesman. Op de Lange Burg vijf verschillende branden, in de Lange Noordstraat de Rooms Katholieke Kerk en de achterzijde van Garage Blaas. De lucht wordt verduisterd door de enorme rookwolken en meerdere straten werden ontoegankelijk door de rook en grote hitte. De gehele Lange Burg is spoedig een vuurzee. Om 16:00 uur loopt het Stadhuis groot gevaar; de Katholieke Kerk brandt, de gebouwen aan de overzijde in de Noordstraat en op de hoek van de Helm vatten vlam. Er wordt opdracht gegeven al het blusmaterieel naar het Stadhuis te brengen. Bij aankomst op de Markt blijkt de ernst van de situatie. Brandwacht Gast merkt aan zijn klapperende broekspijpen welk een krachtige luchtstroming er plaatsvindt als gevolg van de enorme vuurzee in de Lange Noordstraat.
De meeste winkels zijn gesloten. Bomscherven kletteren neer en het geschiet is vrijwel ononderbroken. Ik gebruik een kleine pauze om naar het Stadhuis terug te rennen. Wij blijven nog enige tijd bijeen, terwijl de sirenes steeds loeien voor luchtalarm. Onder zenuwslopende spanning verstrijken de uren. Vroeg in de middag horen wij, dat het Entrepot aan de Rotterdamsche kaai een voltreffer heeft gehad en in brand staat. Later bereikt ons de tijding, dat ook de gebouwen der groenteveiling aan de Kanaalweg en enige panden aan het Molenwater (hoek Heerengracht) in vlammen zijn. De brandweer arriveert en men hoopt het unieke Raadhuis voor vernieling en beschadiging te hoeden. Doch nu het oorlogsgeweld binnen onze veste is, vragen wij ons met angst en beklemming af of het Stadhuis gespaard zal worden, terwijl op vele punten der stad reeds bommen zijn ingeslagen en het vuur zijn vernietigend werk doet. Granaten fluiten onheilspellend laag over het gebouw, bomscherven kletsen tegen de voorgevel, ruiten worden uit de ramen geslagen en vergruizelen.
De Magirus (brandweerwagen) wordt opgesteld op de Markt en aangesloten op de waterleiding. Op het moment dat deze water zal geven, valt de waterleidingdruk weg en kan er dus niet worden geblust. Het wegvallen van de waterdruk wordt veroorzaakt door het uitvallen van de Electriciteitscentrale van de PZEM aan de Koningsweg te Vlissingen. Bovendien worden vele explosies gehoord. De vele helpers, welke bij het Raadhuis gereed stonden om te blussen vluchten nu weg, vooral door het gerucht dat de eerste Duitsers in aantocht zijn.
Een aantal stoelen, een paar divans en een verbandkist worden overgebracht naar de veiligste wijkplaats van het gebouw, de gelijkvloersche ruimte onder de toren, terwijl een afschutting is gemaakt tegen het glasvlak aan de zijde der Vleeschhal. In het overige deel van het gebouw is het levensgevaarlijk. Gebroken glas ligt hoog opgestapeld in de benedengang, de bovenverdieping, waarbij mijn werkkamer, waar ik 21 jaar lang heb mogen vertoeven, brandt als een fakkel, de prachtige statietrap smeult; de brandwachts kunnen niet meer naar boven, al zouden zij willen, hun taak is geëindigd.
Dan, 's middags rond 5.25, verklaart de Burgemeester de situatie voor hopeloos, en verlaten wij, lam geslagen en diep neerslachtig, het gebouw. Er is werkelijk geen redden meer aan. Met mijn rijwiel weet ik mij door de glasmassa heen te werken en verlaat, langs de achterzijde, het eens trotse bouwwerk. Over Vlasmarkt, door Kromme Weele en Seisstraat, langs Seissingel en Noordsingel; de stad is brandende. Te half 7 horen wij, dat Dam, Dwarskaai en Rouaansche kaai nog overeind staan. Van de Nadorstweg af moeten wij werkeloos toezien hoe onze geliefde en wondermooie stad in vlammen, in rook en smook te gronde gaat. Een harde wind wakkert steeds aan. Ook dat fatum gaat ons niet voorbij. Wij zien de spits van de Stadhuistoren opzij vallen, de trotse Lange Jan over stag gaan. Ons hart krimpt ineen, de tranen komen ons in de ogen bij zoveel ellende.